In de opleiding ACT in het onderwijs krijg je de nieuwste wetenschappelijke inzichten over gedrag aangereikt en leer je deze toepassen om kinderen te begeleiden naar meer psychologische flexibiliteit. ACT staat voor acceptatie- en commitmenttraining.
Er zijn 7 vaardigheden die samen het fundament vormen van psychologische flexibiliteit, namelijk: acceptatie, defusie, aandacht in het hier en nu, observerende zelf, acceptatie, waarden en toegewijde actie en compassie.
Leerdoelen van de opleiding
Na afloop heeft de deelnemer:
Basiskennis over de theoretische achtergrond van ACT en Cognitieve Gedragswetenschap (zeven ACT-vaardigheden, psychologische flexibiliteit als doel, Relational Frame Theory, creatieve hulpeloosheid) en kan die toepassen in de praktijk.
Meer begrip van gedrag en de complexiteit ervan, waardoor verder wordt gekeken dan naar wat in eerste instantie zichtbaar is. Naast oog hebben voor overt gedrag, krijgt de deelnemer meer oog voor covert gedrag.
Praktische ervaring met het toepassen van ervaringsgerichte oefeningen en gesprekstechnieken die leiden tot het versterken van vaardigheden die een rol spelen bij psychologische flexibiliteit.
Persoonlijk ervaring in het herkennen van de 7 ACT-vaardigheden en heeft ervaringsgerichte oefeningen op zichzelf toegepast.
Algemeen leerdoel:
Het in beginsel kunnen toepassen van ACT vaardigheden en het begeleiden van leerlingen daarbij. Het kunnen aanpassen van de context die de deelnemer aan de leerling biedt, zodat psychologische flexibiliteit gestimuleerd wordt. ACT zowel individueel als in groepsverband kunnen toepassen.
Subdoelen theorie:
Basiskennis van ACT waaronder de 7 ACT-vaardigheden die gezamenlijk bijdragen aan psychologische flexibiliteit en hoe deze samenwerken.
Basiskennis van RFT.
Integratie van kennis over neurologie, hechtingstheorie, evolutietheorie, (epi)genetica, systeemtheorieën met contextuele gedragswetenschap.
Kennis over het begrijpen van gedrag in context, over wat een mens in wezen is en welke behoeften een mens heeft. Een scherper oog voor de functie van gedrag.
Basiskennis over Prosocial. De deelnemer heeft gereflecteerd over welke aanpassingen binnen de schoolcontext zowel onderwijsprofessionals als leerlingen kunnen helpen floreren in verbinding met elkaar.
Subdoelen diagnostiek:
Verbale functieanalyse kunnen maken van gedrag van leerlingen en de rol van context hierin mee kunnen nemen.
Kunnen opstellen van casusconceptualisatie aan de hand van ACT en RFT.
Subdoelen behandeling:
Kunnen opstellen van een begeleidingsplan. Zowel gericht op het aanpassen van de context, het aanpassen van taal en bejegening als op het direct beïnvloeden van gedrag.
Verschillende ervaringsgerichte oefeningen kennen en kunnen uitvoeren.
ACT-wise grondhouding kennen en voldoende kunnen uitdragen.
Voor een uitgebreidere beschrijving: zie draaiboek.