Na de startscholing…..

1. ….kan de mentor de kernwaarden van het mentoraat beschrijven
2. ….kan de mentor de plaats van het mentoraat in de nieuwe master én ten aanzien van programmatisch toetsen beschrijven
3. ….neemt de mentor een coachende houding aan te aanzien van de coassistenten, specifiek:
   1. ….gebruikt de mentor zichzelf als instrument in de interactie met de coassistent, door te luisteren en vanuit een volwassen positie (volgens Transactionele Analyse) te reageren.
   2. ….handelt de mentor vanuit het paradigma “ Jij oké- ik oké”
   3. …..stimuleert de mentor de coassistenten om zelf regie te voeren over hun leerproces/ groei. Concreet doet de mentor dit door de Persoonlijk Ontwikkel Plannen van de coassistenten met hen te bespreken
4. …begeleid de mentor tijdens de intervisie bijeenkomsten het proces volgens de beschreven (aangepaste incident) intervisie methode.
5. …stimuleert de mentor de coassistenten om tijdens reflectie, naast denken, ook de domeinen voelen (emotie) en willen (wat is voor mij belangrijk) te betrekken (volgens de vernieuwde leercirkel van Korthagen en Nuijten.
6. …Creëert de mentor een plek, zowel tijdens de individuele als tijdens de groeps(intervisie)momenten waar iedereen zichzelf mag zijn in feilbaarheid en succes.