Methodisch handelen met klinisch redeneren

U past de SBAR-methodiek toe bij een overdracht van een patiënt met een onverwacht veranderende gezondheidssituatie. U legt aan de hand van klinisch redeneren de complicaties bij bestaande gezondheidsproblematieken uit. U legt het belang van het gebruik van verpleegkundige protocollen en richtlijnen van de organisatie bij het verlenen van voorspelbare verpleegkundige zorg uit. U stelt een verpleegkundige diagnose op aan de hand van de PES-structuur bij een patiënt bij wie de gezondheidstoestand onverwacht verandert. U legt de observatie van een patiënt aan de hand van de zes stappen van het klinisch-redeneren-model van Marc Bakker uit. U lost een patiëntencasus op door de zes stappen van klinisch redeneren volgens Marc Bakker te doorlopen. U toont aan in relatie tot klinisch redeneren vakinhoudelijk te kunnen handelen, op gestructureerde wijze (SBAR) over te kunnen overdragen en gezondheidsbevorderende interventies toe te kunnen passen.

Kwaliteit van zorg
De verpleegkundige licht het verschil tussen de begrippen ’kwaliteitszorg’ en ’kwaliteit van zorg’ toe. De verpleegkundige legt uit op welke wijze richtlijnen en protocollen bijdragen aan kwaliteit van zorg. De verpleegkundige legt uit waar protocollen/richtlijnen te vinden zijn. De verpleegkundige legt de drie domeinen uit die meespelen in het nemen van een evidence based practice-beslissing (professionele kennis, wensen en verwachtingen patiënt, best beschikbare bewijsmateriaal). De verpleegkundige legt de vijf stappen van evidence based practice uit (vraag formuleren, bewijs zoeken, bewijs beoordelen, resultaat toepassen, evalueren). De verpleegkundige legt het belang van evidence based practice voor de beroepsuitoefening uit (kwaliteit van zorg verhogen, geleverde zorg verantwoorden, garanderen dat de meest effectieve interventies worden ingezet). De verpleegkundige herkent of een richtlijn/protocol evidence based is. De verpleegkundige legt uit welke stappen hij moet zetten om te zorgen dat een protocol of richtlijn evidence based wordt. De verpleegkundige geeft argumenten voor het gebruik/ afwijken van richtlijnen/ protocollen (onderwerp kwaliteit zorg). De verpleegkundige legt uit welke Canmeds-rol passend is bij de onderwerpen kwaliteit van zorg en EBP. De verpleegkundige licht de relatie tussen VMS en kwaliteit van zorg toe. De verpleegkundige legt uit hoe en welke collega’s zij kan inzetten om eidence based practice toe te passen (regieverpleegkundige, arts, nurse practitioner). De verpleegkundige legt de PICO-systematiek uit, het belang ervan en waar deze systematiek gebruikt wordt.

Verpleegkundig leiderschap
De verpleegkundige legt de term verpleegkundig leiderschap uit. De verpleegkundige legt uit hoe verpleegkundig leiderschap bijdraagt aan de eigen regie van de patiënt bij het uitvoeren van zorg.De verpleegkundige legt uit hoe shared decision making bijdraagt aan het stimuleren van de eigen regie van de patiënt. De verpleegkundige legt het belang uit van het stimuleren van de eigen regie van de patiënt. De verpleegkundige stimuleert de patiënt om de eigen regie te pakken door gezamenlijk beslissingen te nemen. De verpleegkundige legt de relatie tussen een leven lang ontwikkelen en verpleegkundig leiderschap uit.De verpleegkundige reflecteert op het eigen vakinhoudelijk handelen in relatie tot klinisch redeneren en EBP. De verpleegkundige legt de visie van het ziekenhuis uit. De verpleegkundige is in staat om de eigen visie op zorg te formuleren en te onderbouwen. De verpleegkundige reflecteert aan de hand van een uitgekozen CanMEDS-rol en met behulp van de ingevulde 360graden-feedback op het eigen handelen. De verpleegkundige stelt SMART geformuleerde leerdoelen op aan de hand van de eigen reflectie.