De deelnemer kan / heeft aan het eind van de bijeenkomst via zelfreflectie en groepsreflectie:

• kan de deelnemer toelichten wat voor haar lastige gesprekken zijn en wat die gesprekken voor haar lastig maakt. Zij kan hierbij haar kernkwaliteiten en valkuilen betrekken.
• kan de deelnemer aangeven wat zij ‘makkelijke’ gesprekken vindt en wat er gebeurt waardoor zij dat zo ervaart. Zij kan hierbij haar waarden betrekken.
• kan de deelnemer verschillende vormen van empathisch gedrag benoemen en heeft daarmee geoefend.
• Kan de deelnemer motiveren hoe zij van een lastig gesprek een leerzaam gesprek kan maken.
• Heeft de deelnemer geoefend met haar leerdoelen ten aanzien van lastige gesprekken.