Er zijn veel ontwikkelingen binnen en buiten de zorg en dat heeft invloed op de functie van een (regie)verpleegkundige. Om de functie van regieverpleegkundige in de proeftuinen te gaan uitoefenen en goed te positioneren, is het van belang dat de regieverpleegkundige ondersteuning krijgt bij de ontwikkeling en uitoefening van de functie.

Om succesvol te zijn in deze functie moet je als regieverpleegkundige samenwerken, prioriteiten stellen, goed communiceren, weten waar je invloed op hebt en wanneer welke stijl van invloed je het beste in kan zetten. Bovendien is het belangrijk te weten welke individuele kwaliteiten je kan inzetten en wat ‘gehaald’ kan worden bij collega regieverpleegkundigen. Zo kan je met je team alle competenties efficiënt en effectief inzetten en als team de afdelingsdoelen behalen. Ook het bewaken en waarborgen van de kwaliteit van zorg en het participeren in het ontwerpen van kwaliteitszorg op afdelingsniveau behoort tot het takenpakket van de regieverpleegkundige. Vanuit de dagelijkse klinische ervaring signaleert de regieverpleegkundige problemen en gaat proactief te werk om adequate oplossingen te vinden en te integreren in het dagelijks werk. De regieverpleegkundige heeft een belangrijke rol in veranderprocessen en gaat effectief om met weerstanden. Verwacht wordt dat de regieverpleegkundige de eigen deskundigheid ontwikkelt en daarmee de eigen professionaliteit verdiept.

Leerdoelen
De regieverpleegkundige:
- benoemt wat je rol en verantwoordelijkheden zijn in de functie van regieverpleegkundige;
- benoemt welke competenties nodig zijn om de functie van regieverpleegkundige te kunnen uitoefenen;
- stelt een persoonlijk ontwikkelplan (POP) op over de nog te ontwikkelen competenties in relatie tot verpleegkundig leiderschap;
- ontwikkelt competenties die nodig zijn om de taken als regieverpleegkundige in het kader van verpleegkundig leiderschap uit te voeren;
- benoemt de rollen, kwaliteiten en valkuilen van het verpleegkundig team op de afdeling, waardoor hij/zij de afdelingsdoelen beter kan behalen;
- bewaakt de tijd en stelt prioriteiten waardoor zij het werk meer kan structureren;
- benoemt de vijf stijlen van invloed en weet deze in de juiste situatie in te zetten;
- benoemt de verschillende fases in een veranderingstraject en weet hoe aan te sluiten bij de individuele werknemer in het veranderingsproces;
- benoemt de drie niveaus van weerstand en de verschillende stijlen om met weerstand om te gaan.