De deelnemer / MR laborant kan aan het het eind van deze opleiding:
- aangeven uit welke (belangrijkste) onderdelen een MRI-scanner bestaat en wat de functie van de onderdelen is.
- verklaren hoe een MR-signaal gegenereerd wordt.
- aangeven wat de risico’s zijn van het werken op een MRI-scanner in relatie tot onderstaande begrippen.
- beschrijven hoe de SE-, de TSE/FSE-, de GE- en de IR-sequentie tot stand komt.
- uitleggen waar de signaalintensiteit van het MR-signaal van afhangt en hoe het beeldcontrast te beïnvloeden is.
- verklaren wat de begrippen signaal-ruisverhouding en spatiële resolutie betekenen. ?
- verklaren wat de invloed van de parameters is op de beeldkwaliteit. ?
- de scantijd van een SE- en/of een TSE/FSE-sequentie berekenen als de waarde van de parameters gegeven zijn.
- de verschillende sequenties herkennen en kan de verschillen, de voor- en de nadelen benoemen van onder andere: een SE-, een TSE/FSE-, een GE- en een IR-sequentie.?
- aangeven welke contrastmiddelen op de MRI toegediend kunnen worden, wat de werking is en wat de voor- en nadelen zijn van de diverse middelen.
- beredeneren met welke snelheid/snelheden het contrast het beste kan worden toegediend. ?
- onderstaande artefacten herkennen en verklaren.
- de MRI-opnamen op instel- en technisch kwaliteit beoordelen.?
- een post-processing (MPR / MIP) op de ruwe data uitvoeren.
- technische storingen detecteren en hierop adequaat reageren.
- adequaat reageren op problemen van medische en/of psychologische aard.?
- omgaan met kinderen op de MRI.