COMPETENTIES EN DOELEN
De training cardiologie is ontwikkeld conform de benodigde competenties uit het Deskundigheidsgebied en eindtermen van de ambulanceprofessional (CanMEDS).
Hoofddoel: De ambulanceprofessional is in staat om de opgedane kennis over cardiologie in de praktijk verder te oefenen en toe te passen.
Vakinhoudelijk handelen
Verzamelen en interpreteren van gegevens
De ambulanceverpleegkundige vormt zich binnen de zorgsituatie een gedetailleerd beeld van de gezondheidsproblematiek van de patiënt door middel van (hetero)anamnese en continue verzameling van directe en indirecte gegevens.
De ambulanceprofessional kan:
Doel 1: Tijdens de training laten zien dat hij bij een patiënt met cardiale klachten een volledige anamnese kan afnemen en het 12 afleidingen ECG kan beoordelen volgens het 7 stappen plan.
Uitvoeren van zorg en bewaking
De ambulanceprofessional voert binnen de context van de professionele standaard, zelfstandig de zorg uit en/of assisteert en begeleidt desgewenst het Medisch Mobiel Team (MMT), de huisarts, verloskundige of overige ketenpartners bij onderzoek en behandeling.
De ambulanceprofessional verleent op verantwoorde, doeltreffende en voor de patiënt minimaal belastende wijze zorg aan een patiënt waarbij een of meerdere vitale functies zijn of kunnen worden bedreigd.
De ambulanceprofessional kan:
Doel 2: Tijdens de training laten zien dat hij competent is in verrichtingen, protocollen en casuïstiek die weinig voorkomen in de praktijk (bv. Patiënt met bradycardie, patiënt met tachycardie en patiënt met pacemaker/ICD).
Doel 3: Tijdens reanimaties hoogwaardige Basic Life Support geven/ continueren.
De ambulanceverpleegkundige observeert en signaleert continu en systematisch bij de patiënt, in acute en/of levensbedreigende situatie, gezondheidsbedreigende symptomen op fysiek, psychisch en sociaal terrein. De ambulanceverpleegkundige neemt op basis van deze signalen continu maatregelen om gezondheidsbedreigingen te voorkomen of te beperken.
De ambulanceprofessional kan:
Doel 4: Tijdens de training laten zien dat hij zorg kan dragen voor een patiënt met Drugs (stimulantia) intoxicatie.
De ambulanceverpleegkundige kent en herkent factoren, symptomen en/of ziektebeelden die mogelijk een bedreiging vormen voor de patiënt zelf, voor de omgeving van de patiënt of voor de ‘publieke gezondheid’ in relatie tot preventie.
De ambulanceprofessional kan:
Doel 5: Tijdens de training laten zien dat hij op de hoogte is van het gegeven dat vrouwen vaak minder typische klachten aangeven als zij myocardinfarct doormaken.
Samenwerking
De ambulanceprofessional stemt de (keten)zorg af in nauwe samenwerking met de verschillende disciplines die bij de uitvoering van de behandeling van patiënten betrokken zijn.
De ambulanceprofessional kan:
Doel 7: Benoemen waar men in de samenwerking (zowel met collega, huisarts en interventie-cardioloog) iets voor elkaar kan betekenen (bv. Overleg voor mogelijk PCI, inschakelen huisarts, 2e ambulance etc.).
Professionaliteit en kwaliteit
De ambulanceverpleegkundige zorgt voor de eigen professionele ontwikkeling.
De ambulanceprofessional zorgt voor de eigen professionele ontwikkeling.
De ambulanceprofessional kan:
Doel 8: Eigen sterke en leerpunten benoemen en is zich bewust van zijn eigen professioneel handelen tijdens de casuïstieken van de patiënt met cardiale problematieken.