Het RIVM organiseert weer samen met de NVWA het jaarlijkse Zoönosen Symposium. Dit jaar voor de 13e keer met als thema "Preventie van Zoonosen".
Veel van de maatregelen en onderzoeken die bedoeld zijn ter bescherming van de volksgezondheid, zijn onbekend bij het algemene publiek, maar ook bij veel betrokken professionals.
Wat doen boeren, dierenartsen, slachterijen, fabrikanten en onderzoekers om te voorkomen dat mensen ziek worden door dieren of producten van dierlijke oorsprong? Welke afwegingen spelen een rol, wat is de wettelijke onderbouwing? Wat zijn de kosten van preventieve maatregelen en door wie worden deze betaald? Welke preventieve maatregelen zijn mogelijk bij zoönosen van gezelschapsdieren? Op dit soort vragen over de preventie van zoönosen wordt ingegaan tijdens het 13e Nationale Symposium Zoönosen op 3 december.
Hoor van toonaangevende wetenschappers en mensen uit de sectoren welke routes van infectie mogelijk zijn en wat ze doen om die infectieroutes aan te pakken. Ook vertellen ze welke afwegingen een rol spelen bij het ontwerpen van een preventieplan.
Ook komt op deze dag de Staat van Zoönosen 2018 uit.
Gebaseerd op het thema worden er naast de plenaire sessies 4 workshops georganiseerd.
Workshop 1: Veilig voedsel: bestaat dat?
Aan de hand van vragen en dilemma’s verkennen we het thema ‘veilig voedsel’. Onderwerpen die langs zullen komen zijn onder andere wat is veilig voedsel, wie of wat bepaalt dat het veilig is en wie is er verantwoordelijk voor veilig voedsel.
Workshop2: Missie onmogelijk? Niet voor Campylobacter: uitdagingen voor preventie en controle
Campylobacteriose is de meest voorkomende bacteriële zoönose in Nederland en Europa. Attributiestudies hebben pluimvee geïdentificeerd als het belangrijkste reservoir. Tot nu toe zijn interventies in de productieketen van pluimveevlees weinig effectief gebleken. Interventiemaatregelen (bijv. hygiënemaatregelen, decontaminatie van pluimveevlees of vaccinatie) hebben een beperkt effect of worden belemmerd door economische aspecten of consumentenacceptatie. In de toekomst moet een aanpak op meerdere niveaus worden gevolgd, misschien gericht op het verminderen van het niveau van besmetting van consumentenproducten in plaats van volledige afwezigheid van Campylobacter. In deze workshop zullen we de uitdagingen en inspanningen van het beheersen en voorkomen van Campylobacter bij de bron op een interactieve manier in kaart brengen.
Workshop 3: Bestrijding van zoönosen: Is de boer troef?
In de varkenshouderij kunnen diverse maatregelen worden getroffen om de introductie en verspreiding van zoönosen te voorkomen. Na een korte inleiding gaan de deelnemers in deze workshop actief aan de slag met de uitdaging om een varkensbedrijf zodanig in te richten, dat zoönotische bacteriën en virussen weinig kans krijgen. Aan het einde van de workshop worden voorbeelden uit de praktijk gedeeld. Doel is om inzicht te krijgen in de overwegingen en dilemma’s die op het primaire bedrijf spelen en hoe deze de humane gezondheid kunnen beïnvloeden.
Workshop 4: Economische aspecten van preventie: De positie van de veehouder in de zoönoseketen
Om de overheid te ondersteunen bij het nemen van beslissingen rondom zoönosen wordt het instrument van de social cost benefit analyse vaak gebruikt. Vaak spelen dierhouders een cruciale rol in het verminderen van de health burden rondom zoönosen. Immers, preventie begint bij de dierhouderij. Kosten en baten van preventieve maatregelen worden dan meegenomen in de analyse. Echter, er zijn grote verschillen tussen veehouders en de verdeling van kosten en baten over de keten heeft veel effect op de motivatie van dierhouders om mee te werken aan interventie maatregelen. In deze workshop wordt daarom ingezoomd op de dierhouders, wordt gekeken naar de effectiviteit van maatregelen op het niveau van de dierhouder en op ketenniveau. Dit gebeurt aan de hand van een tweetal voorbeelden: E coli VTEC in Nederland en rabiës in Indonesië