De module Professionele Identiteit (PID) haakt in op het persoonlijke deel in de ontwikkeling van jou als professional. Het gaat in deze module dan ook om bewustwording, ontwikkeling en integratie van jouw persoonlijke kwaliteiten, houding en vaardigheden in het licht van de professionele ontwikkeling. Om een professionele ontwikkeling in gang te zetten is het nodig jezelf als persoon en als professional te kennen. Vervolgens besteed je ook aandacht aan jouw blik op de wereld, op de mensen om je heen en op je interactie met die mensen. Daarbij hoort dat je jezelf vragen kunt stellen: wat is hier aan de hand? Wat is mijn rol in dit geheel? Wat kan ik doen om deze situatie positief te beinvloeden?

In elke les worden modellen aangereikt en geoefend waarmee je eigen kwaliteiten en verschillende interactiepatronen kunt plaatsen en  waarmee je je reflectie op je eigen ontwikkelproces  in het kader van je verdere rolontwikkeling kunt ondersteunen.

Je kunt je prestaties laten zien tijdens de bijeenkomsten op school, op het werk (bijvoorbeeld ook in de module Praktijkleren), in het logboekje en in het digitaal portfolio.

Deze module loopt tijdens het opleidingsjaar als een lint langs de andere modules; een aantal bijeenkomsten in de lesgroep en een aantal in kleine groepen in de vorm van Intervisie volgens de Incidentmethode. 

Modulespecifieke competenties:

Kritisch denken en handelen:

demonstreert het vermogen tot kritisch denken en handelen op het terrein van de volgende vaardigheden: interpreteren, analyseren, evalueren en concluderen.

Reflecteren:

kan eigen professioneel handelen herkennen, beschrijven en daarop een professionele ontwikkeling sturen;

kan de positie als professional in de organisatie plaatsen en de professionele ontwikkeling daarbinnen vormgeven.

Leren:

neemt een actieve houding aan betreffende verdere ontwikkeling van de professionele identiteit.

Omgaan met eigen grenzen en die van anderen:

verkent, erkent en respecteert de eigen grenzen van kennis en kunde;

zoekt  wegen en middelen om eigen grenzen te verruimen in het licht van de professionele ontwikkeling of zoekt hulp, waar nodig, ten behoeve van de kwaliteit van zorg.

Vormgeven aan functionele relaties:

heeft inzicht in interactiepatronen en kiest daarin een effectieve vorm;

kan adequaat samenwerken en onderhandelen met onder meer patiënten en hun familie, collega’s en andere disciplines.

Presentatievaardigheden:

kan adequaat reflectieverslagen, werkverslagen en casuïstiek schrijven en  presenteren.

Positioneren en profileren:

heeft inzicht in eigen sterke en zwakke kanten;

kan een gewenste richting van professionele ontwikkeling kiezen en beschrijven;

ontwikkelt de sterke en zwakke kanten ter versterking van de eigen functie (positioneren);

is in staat tot het inzetten van eigen kracht om de functie vorm te geven (profileren).