De student:

- heeft kennis van de definities van palliatieve zorg en kan omschrijven wat dit betekent voor toepassing
- is in staat om introspectie toe te passen op zijn eigen visie op leven en dood.
pleegkundige zorg introduceren verkennen.- heeft kennis van en inzicht in verpleegkundige diagnoses en in de zorg rond veel voorkomende symptomen in de palliatieve fase zoals bijv. dyspnoe, hoesten, reutelen, pijn, angst
- heeft kennis van (en past deze toe) en heeft inzicht in acute situaties binnen de palliatieve zorg (zoals dyspnoe, angst, stikkingsgevaar) en stelt hierop indien nodig een verpleegkundige diagnose
- heeft kennis en inzicht in verpleegkundige diagnoses en in de zorg rond veel voorkomende niet-oncologische aandoeningen (b.v. COPD, hartfalen)
- kan (standaard) procedures en methoden bij de verpleegkundige diagnose gebruiken.
- kan het begrip aan “kanker gerelateerde vermoeidheid” beschrijven
- kan de voornaamste behandelmogelijkheden van vermoeidheid bij kanker beschrijven en de gevolgen van deze behandeling voor de zorgvrager en zijn naasten benoemen
- kan de verpleegkundige interventies bij vermoeidheid door kanker beschrijven.
- kan het begrip en oorzaken van pijn definiëren
- kan aangeven wat onder gerichte pijnobservatie wordt verstaan en diverse vormen van pijn anamnese hanteren
- kan de vormen van pijnbestrijding c.q. behandelingen benoemen en kent de bijwerkingen en mogelijke complicaties van deze behandelingen
- heeft kennis van en inzicht in verpleegkundige diagnoses en in de zorg rond veel voorkomende symptomen in de palliatieve fase zoals bijv. ileus
- bespreekt met het multidisciplinaire team de problemen die de patiënt en diens naasten ervaren, de verpleegkundige diagnoses en het zorgplan op een wijze die is afgestemd op de (on)mogelijkheden van de patiënt
- kiest verpleegkundige interventies, zoveel mogelijk evidence based en/of best practise en beargumenteert haar keuze voor verschillende interventiemogelijkheden
- begeleidt de patiënt bij het omgaan met de lichamelijke, psychologische, sociale en spirituele gevolgen van ongeneeslijke ziekte en beperkte levensverwachting
- informeert, adviseert, ondersteunt en bemoedigt de patiënt en diens naasten in de palliatieve fase. Zij biedt zich aan als klankbord en coördinator van zorg
- verwijst de patiënt en diens naasten desgewenst naar andere zorgverleners en andere aanbieders van zorg
- begeleidt de patiënt bij het omgaan met de eigen beperkingen, angsten (on)mogelijkheden en behoeften op het terrein van behoeften op het terrein van zelfzorg, zelfredzaamheid en zelfbeschikking.

- vertaalt de methodiek “Besluitvorming in de palliatieve fase” naar de eigen werksituatie
- vormt zich steeds een actueel en totaalbeeld van de situatie van de patiënt. Dit kan een complex beeld zijn, doordat meerdere elkaar beïnvloedende problemen op lichamelijk, psychisch, sociaal en spiritueel gebied gelijktijdig aanwezig kunnen zijn en elkaar beïnvloeden
- heeft inzicht in en kennis van de verschillende sterfstijlen
- kan omgaan met de vraag naar euthanasie en palliatieve sedatie en handelt hierbij volgens de geldende richtlijnen en wetgeving
- is in staat om te reflecteren op haar eigen visie op en waarden van het leven, het einde van het leven en de dood