Omschrijving inhoud

De bijscholing bestaat uit drie lesdagen en een toetsingsdag. Tijdens de lesdagen worden vijf verschillende thema’s behandeld: het cardiovasculair stelsel, het ademhalingsstelsel, het zenuwstelsel, spijsvertering & afvalverwerking en infectie, ontsteking & microbiologie.

Elk thema moet worden voorbereid. Hiervoor wordt in de elektronische leeromgeving een lijst met (links naar) geschikte bronnen gegeven (boeken, artikelen, websites, video’s; zowel Nederlands- als Engelstalig), en kan er gebruik worden gemaakt van het discussieforum. Tijdens de lesdagen wordt elk thema op drie manieren doorgenomen: kennischeck (quiz); inzicht (opdrachten); toepassen (casuïstiek).

De toets bestaat uit een ‘multidisciplinair overleg’. Een casus wordt ingebracht door drie deelnemers. De complexiteit van de casus wordt vooraf beoordeeld met behulp van de ‘Complexiteitsscorelijst Algemeen Ziekenhuis’ van Schoemaker & Albersnagel (2003). Tafelgenoten zijn een docent van de scholing, een arts of verpleegkundig specialist van de instelling en drie andere deelnemers van de scholing. Tijdens het gesprek beschrijven de drie deelnemers hun zelf meegebrachte casus volgens de eerste drie stappen van pro-active nursing: 1) oriëntatie; 2) klinisch redeneren; 3) aanvullend onderzoek (Bakker, 2010). De tafelgenoten mogen op elk moment tijdens het gesprek vragen stellen. Voor de beoordeling is een rubric opgesteld, die is gebaseerd op leerdoelen die aansluiten bij de NLQF6-criteria en de CanMEDS-rollen.

Bakker, M. (2010) Pro-Active Nursing. Deel I en deel II. Amsterdam. Boom Lemma

Schoemaker, E. & E. Albersnagel (2003). Regie van het primaire proces. Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/Houten, p. 34-36

Leerdoelen

Scholing (algemeen):

Na het volgen van deze scholing:

• realiseer je je dat je voldoende basiskennis van de anatomie, fysiologie en medische terminologie hebt, of weet je welke kennis je nog moet vergaren;
• kun je op basis van je kennis de ‘signs’ en ‘symptoms’ van een ziektebeeld (inclusief de effecten van de behandeling) voorspellen en verklaren;
• kun je op basis van je kennis bedenken en uitleggen welk aanvullend onderzoek nodig is;
• kun je vanuit casuïstiek signs en symptoms herkennen en discussiëren over mogelijke oorzaken en gevolgen;
• voel je je zeker genoeg om een bijdrage te leveren aan discussies over medische onderwerpen tijdens multi-disciplinair overleg.

Toetsing (specifiek):

• De deelnemer heeft voldoende kennis van de medische terminologie, en gebruikt deze in het gesprek.
  • NLQF6: kennis + toepassen van kennis
  • CanMEDS: zorgverlener, gezondheids-bevorderaar en reflectieve EBP-professional
  • Bloom: onthouden; toepassen
• De deelnemer is in staat om het verband uit te leggen tussen signs en symptoms en fysiologie/pathologie.
  • NLQF6: kennis + toepassen van kennis
  • CanMEDS: zorgverlener, gezondheids-bevorderaar en reflectieve EBP-professional
  • Bloom: begrijpen; toepassen
• De deelnemer kan een relevante casus analyseren.
  • NLQF6: kennis + toepassen van kennis
  • CanMEDS: zorgverlener, gezondheids-bevorderaar en reflectieve EBP-professional
  • Bloom: analyseren
• De deelnemer is zich bewust van welke kennis nog ontbreekt.
  • NLQF6: leer- en ontwikkel-vaardigheden
  • CanMEDS: reflectieve EBP-professional
  • Bloom: evalueren
• De deelnemer is een gelijkwaardige gesprekspartner.
  • NLQF6: communicatievaardigheden + verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
  • CanMEDS: communicator, samenwerkings-partner en reflectieve EBP-professional
  • Bloom: toepassen