Op vrijdag 12 april 2019 organiseert de opleiding Orthopedagogiek aan de Universiteit Utrecht (Engelstalig: Clinical Child, Family and Education Studies), voor de vierde keer een congres in het kader van de Young Professional (Network) Day. Tijdens het congres worden recente ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van (ortho)pedagogische vraagstukken behandeld door wetenschappers en professionals in de praktijk. Het symposium is toegankelijk voor onze studenten en voor diegenen die werkzaam zijn in de jeugdsector: in de JGZ, preventie, opvoedondersteuning en onderwijs, voor beleidsmakers bij gemeenten, ministeries en provincies, onderzoekers bij kennisinstituten, hogescholen of universiteiten. Het doel van het symposium is kennis-en expertise uitwisseling ten aanzien van actuele, (ortho)pedagogische vraagstukken die bruikbaar zijn voor professionals in de jeugdsector. We willen interactie over dergelijke thema's bevorderen, beleid, praktijk en wetenschap koppelen en daarnaast professionals in de jeugdsector de kans geven met elkaar te netwerken. Naast drie inhoudelijke lezingen (keuze uit vijf), is er ook gelegenheid om tijdens de lunch en de borrel met elkaar te netwerken en kennis en ervaringen uit te wisselen (deels als begeleide activiteit, deels op eigen initiatief).
1. An orthopedagogical perspective on the treatment of selective mutism, door mevr. prof. dr. Maretha de Jonge.
Selective mutism is an anxiety disorder where children consistently fail to speak in situations where speaking is expected (most often: school), despite speaking in other situations (usually with parents and siblings at home). Often, treatment of selective mutism is delayed several years, because these children are considered shy by parents, teachers or family members, and because their behaviour and speech is usually normal at home. Knowledge and awareness about selective mutism is increasing over the last decade, due to better information on the internet and recent publications both in academic journals and in newspapers or other media read by parents and teachers.
Early treatment is important because the disorder compromises the academic, communicative and social development of the children and predisposes to anxiety disorders and social difficulties later in life (Remschmidt et al., 2001). Selective mutism is considered difficult to treat and research on effective treatments is still scarce. A recent review showed strongest evidence for cognitive behavioral therapy (CBT) as treatment for selective mutism, and some evidence for pharmacologic treatment or a combination of CBT and pharmacotherapy (Østergaard, 2018).
In the Netherlands, two cognitive behavioural therapy treatment protocols have been developed for children with selective mutism: ‘Praten op school, een kwestie van doen, Wippo & Güldner, 2003 ; ‘Spreekt voor zich’, de Jonge, de Pagter & Van Braam van Vloten – Hairwassers, 2013). Most, but not all children are very young (between age 4-8) when referred for treatment. This is one of the reasons why participation of the parents during treatment is considered important. However, the failure to speak is often most evident at school. This requires careful collaboration between therapist, parents, teachers and the child and therefore an orthopedagogical perspective on the treatment of children with selective mutism is crucial.
Today, I will present the findings from recent studies and present new projects. Furthermore, I will discuss the role of an orthopedagogue in the multidisciplinary field of childhood interventions for children and adolescents with selective mutism.
Learning goals:
- To increase knowledge about selective mutism: aetiology, characteristics, pedagogical challenges
- To increase knowledge about the best evidence based treatment
- Being aware of the importance of a pedagogical perspective on this childhood disorder
Recommended literature:
Østergaard KR (2018). Treatment of selective mutism based on cognitive behavioural therapy, psychopharmacology and combination therapy - a systematic review. Nord J Psychiatry, 72, 4, 240-250. doi: 10.1080/08039488.2018.1439530.
De Jonge, M. V. (2016). Selectief mutisme. In W. Staal, J. Vorstman & R. J. van der Gaag(Redactie), Leerboek ontwikkelingsstoornissen in de levensloop; Een integrale medische en psychologische visie. (pp. 301-319). Utrecht: De Tijdstroom.
Le Pichon, E. M. M., & de Jonge, M .V. (2015). Linguistic and psychological perspectives on prolonged periods of silence in dual-language learners. International Journal of Bilingual Education and Bilingualism, 19, 426-441. doi:10.1080/13670050.2015.1007918.
De Jonge, M. V., De Pagter, J., & Van Braam van Vloten – Hairwassers, H. M. W. (2013). Dapper worden in het luiderslot. Cognitieve gedragstherapie voor jonge kinderen met selectief mutisme. Kind & Adolescent Praktijk, 12, 122-129.
Website: www.spreektvoorzich.nl
2. Interactief pleidooi. Begaafdheid (h)erkennen binnen de jeugdzorg door mw. drs. W.L. Frumau-van Pinxten.
De inhoud van deze workshop betreft het (h)erkennen van hoog ontwikkelingspotentieel binnen jeugdzorg en de samenwerking met onderwijs (po, vo) en zorg. Hierbij wordt gebruik gemaakt van verzamelde gegevens vanuit wetenschap en praktijk, ingekleurd met casuïstiek en het POSI-model. Besproken wordt hoe de samenwerking tussen onderwijs en zorg in de praktijk kan worden vormgegeven. Ten slotte kan er van gedachten gewisseld worden over wat goed gaat, wat anders of beter kan en wat wensen zijn voor de toekomst.
Leerdoel:
Bewustwording dat het zinvol is om te erkennen dat het beschikken over een hoog ontwikkelingspotentieel invloed heeft op de gehele ontwikkeling van kinderen en jongeren. Dat er ruimte komt voor herkennen van kinderen en jongeren met dit hoog ontwikkelingspotentieel.
Aanbevolen literatuur:
Frumau, M., Derksen, J. J. L., & Peters, W. (2011). Hoogbegaafdheid: het label voorbij. GZ-Psychologie, 5, 32-37.
Mendaglio, S. (2012). Overexcitabilities and giftedness research: A call for a paradigm shift. Journal for the Education of the Gifted, 35, 207-219.
Gerven van E. (2009). Handboek hoogbegaafdheid. Assen: Koninklijke van Gorcum.
3. Weerbaar opvoeden in diversiteit: opvoedondersteuning voor ouders met migratieachtergrond, door mw. E. van Houte (MSc).
Ouders met een migratieachtergrond uit niet-westerse landen ervaren uitdagingen rondom de opvoeding en ontwikkeling van hun kinderen. Het aanbod aan opvoedondersteuning is niet altijd goed afgestemd op het optimaal ondersteunen van deze gezinnen. Dit geldt zeker als het gaat om kwesties die specifiek in migrantengezinnen spelen en die te maken hebben met de positie als migrant. Ouders met een migratieachtergrond hebben deels dezelfde vragen als andere opvoeders, maar ervaren daarnaast uitdagingen rondom de culturele en religieuze opvoeding van hun kinderen en ‘etnische socialisatie’; de strategieën om kinderen kennis, attituden en gedrag te leren over (hun verhouding tot) de eigen etnische groep, andere groepen en de bredere samenleving. Ook vragen rondom stigmatisering, polarisatie, uitsluiting, identiteit, zingeving en radicalisering brengen specifieke opvoedingsopgaven mee voor ouders in de migratiecontext. Het aanbod van opvoedondersteuningsprogramma’s dat ingaat op deze thema’s is schaars, alhoewel een positieve ontwikkeling gaande is. Voorbeelden van bottom-up interventies voor opvoedingsondersteuning in migratiecontext zijn de interventies ‘Shabab van Nu!’ en ‘Weerbaar Opvoeden tegen Radicalisering’ van stichting Attanmia, waar de spreker o.a. werkzaam is. In deze lezing/workshop zal stilgestaan worden bij de specifieke opvoedvragen die opvoeders met een migratieachtergrond ervaren en de rol die opvoedprofessionals hierin kunnen spelen; wat betekent het om kinderen met een migratieachtergrond op te voeden? Hoe ga je met ouders over uitdagende thema’s in gesprek? Welke rol spelen jouw waarden en normen en welke boodschap wil je ouders meegeven? Welk opvoedondersteuningsaanbod is beschikbaar en wat werkt?
Leerdoelen:
De deelnemer aan deze workshop:
1. heeft kennis opgedaan over en is zich bewust van de specifieke opvoedvragen van opvoeders met een migratieachtergrond;
2. heeft kennis opgedaan over het aanbod, de werkende factoren en effectiviteit van (cultuursensitieve) opvoedondersteuning;
3. is in staat om te reflecteren op de eigen opvattingen, normen en waarden met betrekking tot opvoeden (in diversiteit);
4. heeft handvaten aangeboden gekregen om cultuursensitief te handelen in de ondersteuning van opvoeders met een migratieachtergrond.
Aanbevolen literatuur:
Distelbrink, M. J. & Pels, T. V. M. (2017). Waardenopvoeding in diversiteit. Het begint met een gesprek. Utrecht: Kennisplatform Integratie & Samenleving.
https://www.kis.nl/sites/default/files/bestanden/Publicaties/opvoeden_in_diversiteit_achtergrondartikel.pdf
Wonderen, R. van & Capel, S. (2017). Weerbaar opvoeden tegen radicalisering. De aanpak beschreven en geëvalueerd. Utrecht: Kennisplatform Integratie & Samenleving.
https://www.kis.nl/publicatie/weerbaar-opvoeden-tegen-radicalisering
Beurden, S. L. van, Haan, M. de, & Jongmans, M. J. (2018). How Moroccan-Dutch parents learn in communities of practice: Evaluating a bottom-up parenting programme. Child & Family Social Work, 1-9. doi: 10.1111/cfs.12613 https://www.researchgate.net/publication/328809025_How_Moroccan-Dutch_parents_learn_in_communities_of_practice_Evaluating_a_bottom-up_parenting_programme
Parenting Programme Shabab van Nu! Research within the UU research programme Education for Learning Societies. https://www.uu.nl/onderzoek/education-for-learning-societies/projecten-resultaten/parenting-programme-shabab-van-nu
4. De rol van vaders in de opvoeding van jonge kinderen door mw. Dr. K. Helmerhorst.
Tot de jaren ’70 waren vaders relatief onzichtbaar in onderzoek naar de opvoeding en het opgroeien van jonge kinderen. Vanaf de jaren ’70 is er een enorme opkomst in onderzoek naar de snelle veranderingen die zich op dat moment voordoen in de taakverdelingen binnen families. In de lezing wordt besproken wat onderzoek laat zien naar de rol van de vaders over de jaren heen: waar staan we nu, hoe dit is gerelateerd aan huidig beleid en de context en waar liggen nog vragen voor toekomstig onderzoek. Onderwerpen die besproken worden zijn de vader-kind gehechtheidsrelatie, verschillende opvoedvaardigheden (sensitiviteit en uitdagend opvoedgedrag), alsook taalstimulering en de rol van vaders bij de ontwikkeling van angst. Tot slot zal worden stilgestaan bij hoe de maatschappij vaders en moeders benaderd als het gaat om hun rol in de opvoeding van kinderen.
Leerdoelen:
- Kennis over de rol van vaders in de opvoeding van jonge kinderen, op gebied van de gehechtheidsrelatie, sensitiviteit, uitdagend spelgedrag;
- Kennis over hoe deze rol van vaders beïnvloed wordt door beleid en context;
- Herkennen welke vragen er liggen voor toekomstig onderzoek;
- Bewustwording over hoe de maatschappij vaders en moeders al dan niet anders benadert als het gaat om hun rol als ouder.
Aanbevolen literatuur
Fagan, J., Day, R., Lamb, M.E., Cabrera, N.J. (2014). Should Researchers Conceptualize Differently the Dimensions of Parenting for Fathers and Mothers? Journal of Family Theory & Review, December 2014, 390-405
Paquette, D. (2014). Theorizing the Father-Child Relationship: Mechanisms and Developmental Outcomes. Human development, 47, 193-219
5. De ontwikkeling van een visueel ondersteunde interventie voor kinderen met zowel LVG als agressieproblemen, door mw. dr. J.M. Liber.
Tijdig interveniëren bij gedragsproblemen bij kinderen met een licht verstandelijke beperking (LVB) middels geïndiceerde preventie is van groot belang; zowel agressief gedrag als milde intellectuele problemen vormen een risico voor persisterende gedragsproblemen en ontwikkelingsproblemen. Interventies voor op school worden zelden afgestemd op de specifieke behoeften van LVB-kinderen. Op basis van een bestaand effectief bewezen theoretisch goed onderbouwde interventie voor normaal begaafde kinderen met gedragsproblemen is een training voor deze doelgroep ontwikkeld: ‘Meer zelfcontrole minder boos’. Deze is ontwikkeld volgens de richtlijnen van het Landelijk Kennis Centrum-LVG (2011) voor LVB-kinderen met agressieproblemen en voor gebruik in het basisonderwijs of de eerste twee jaar van het VSO. Toegelicht wordt op welke wijze de methodiekontwikkeling van zowel de reguliere training (Ik kies voor zelfcontrole) als de aangepaste versie (Meer zelfcontrole minder boos) tot stand is gekomen en hoe videoclips als kern-onderdeel in de interventie verwerkt zijn
Leerdoel:
Inzicht in theoretisch kader van de interventie en vertaalslag van dit theoretisch kader naar een cognitief gedragstherapeutische interventie.
Aanbevolen literatuur:
Liber, J.M., De Boo, G.M., Huizenga, H. & Prins, P.J.M. (2013) School-based intervention for childhood disruptive behavior in disadvantaged settings: A school-based RCT with and without active teacher support. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 81, 975-987.
De Boo, G.M., Liber, J.M. & Prins, P.J.M. (2009). Zelfcontrole op School. Kind en Adolescent Praktijk, 3, 108-114.