Introductie
Zedenonderzoek is bij uitstek een onderzoek waarbij verschillende disciplines goed moeten samenwerken en elkaar op de hoogte moeten houden van nieuwe bevindingen, om het onderzoek zo effectief mogelijk te laten zijn.
In 2016 en 2017 zijn alle zedenrechercheurs van Nederland bijgepraat over DNA onderzoek in zedenzaken en over toxicologisch onderzoek, met name bij bedwelmingen van slachtoffers. Hierbij werd nadrukkelijk de Forensische Opsporing bij betrokken, omdat die de eerste vraagbaak is voor forensische vragen van de zedenrecherche.
De zedenrechercheurs praten met slachtoffers en verdachten, en schakelen een forensisch arts in voor het zedenonderzoek om sporen veilig te stellen. Deze worden hierbij bijgestaan door forensisch verpleegkundigen en de Forensische opsporing, die ook voor het eventuele verdere sporenonderzoek zorgdraagt.
Voor de Forensische opsporing en de forensisch artsen van Noord-Holland wordt deze nascholingsdag georganiseerd, ook forensisch verpleegkundigen zijn welkom.
Hoofddoel is de mogelijkheden en beperkingen te schetsen van forensisch onderzoek bij zedenzaken en de deelnemers handvatten en aandachtspunten aan te reiken hoe te handelen bij zedenonderzoeken.
Leerdoelen
Na afloop van deze nascholing:
1. Weet de deelnemer hoe in grote lijnen een zedenonderzoek uitgevoerd wordt en wat hierbij aandachtspunten en valkuilen zijn.
2. Weet de deelnemer wat de hoofdresultaten zijn van jarenlang zedensets afnemen.
3. Kent de deelnemer mogelijkheden en beperkingen van DNA onderzoek in zedenzaken.
4. Kent de deelnemer mogelijkheden en beperkingen van forensisch onderzoek naar glijmiddelen e.d. bij zedenzaken.
5. Kent de deelnemer mogelijkheden en beperkingen van niet-humane biologisch sporenonderzoek in zedenzaken, tbv het type epitheelcellen in bemonsteringen en eventueel overgedragen besmettelijke ziekten.
6. Kent de deelnemer aandachtspunten en successen in de opsporing bij zedenzaken.
7. Weet de deelnemer globaal welke effecten te verwachten zijn bij gebruik van bedwelmende middelen inclusief drugs en medicijnen.
8. Kent de deelnemer de meerwaarde en beperkingen van het gebruik van forensisch licht bij onderzoek in zedenzaken.