Het parallel symposium praktische kindergeneeskunde bestaat uit drie rondes. Alle deelnemers volgen alle rondes (in carroussel vorm). Er is een programma van 3 rondes voor huisartsen en jeugdartsen en een programma van 3 rondes voor doktersassistentes en prakijkondersteuners. De onderwerpen zijn gelijk, de inhoud wordt afgestemd per doelgroep.
Titel workshop 1: Het dyspnoeïsche kind: kijkt en luistert u mee?
Het goed observeren van het dyspnoeïsche kind is van essentieel belang voor het stellen van de juiste diagnose. Deze observatie begint met kijken naar het kind en luisteren naar de ademhaling. Is het piepen in-of expiratoir? Dit onderscheid is van belang voor het lokaliseren van de obstructie. Aan de hand van filmpjes van dyspnoeïsche kinderen willen wij interactief met de artsen kijken wat de bevindingen zijn van de observaties met de daarbij horende differentiaal diagnose en het bespreken van eventuele behandelopties.
Leerdoelen:
Relevantie:
Jeugdartsen kunnen een belangrijke signalerende rol hebben. Zo is het van belang navraag te doen naar dyspnoe bij tekenen van verminderde inspanningstolerantie of bijvoorbeeld groeiachterstand. En welke zuigelingen met een wisselend piepende of kakelende ademhaling bij bijvoorbeeld het drinken moeten eigenlijk verwezen worden?
Titel workshop 2: Relatie voedselallergie en eczeem en wanneer doe je welke diagnostiek?
Er wordt uitgelegd dat de huidige gedachte is dat eczeem de veroorzaker is van voedselallergie en niet een gevolg. Beide aandoeningen zijn uiting van het atopisch syndroom. Aandacht wordt besteed aan de vraag: wanneer onderzoek in te zetten naar voedselallergieën. Met name ook de gevaren die daar in schuilen aangezien een sensibilisatie voor een voedingsmiddel vaak als allergie wordt versleten. Kinderen gaan voedingsmiddelen vermijden op basis van een bloeduitslag terwijl het de dag ervoor nog zonder klachten werd gegeten. Advies zal ook zijn om géén voedingsscreen aan te vragen, enkel gerichte diagnostiek, specifiek IgE voor het middel dat je wilt weten. De nieuwe richtlijn van vroegintroductie risico-allergenen als ei en pinda voor zuigelingen zal de revue passeren.
Jeugdartsen kunnen ook hierin een rol spelen. Zij kunnen adviseren en zo nodig doorverwijzen bij eczeem. Daarnaast kunnen zij uitleg geven aan dat uitgebreide diagnostiek meestal niet nodig is. Tot slot zijn zij bij uitstek degene om anticiperende voorlichting te geven met betrekking tot vroegintroductie van ei en pinda om de kans op voedselallergieën te voorkomen.
Titel workshop 3: urticaria: allergie of niet?
Beschrijven urticaria, indeling in typen, wat zijn uitlokkende factoren en wat is de relatie met allergie. Wat zijn de alarmsignalen? Differentiaal diagnose van urticaria bespreken, waarbij aandacht voor het ziektebeeld AHOC / AHOI (acuut hemorragisch oedeem of childhood). De behandelingsmogelijkheden bij urticaria (voornamelijk jeukstilling) en bij tekenen van anafylaxie worden doorgenomen. Aanvullend onderzoek is meestal niet nodig, alleen bij gerichte uitlokkende factor zo nodig specifiek allergieonderzoek ter ondersteuning.
Kennis vergroten over ziektebeeld urticaria en AHOC, wanneer doorverwijzen en wanneer is verder onderzoek nodig.
Ziekenhuis