Doelstelling
De zorgverlener heeft kennis van de fysiologische factoren die de melkproductie beïnvloeden. Zij is tevens op de hoogte van de wisselwerking tussen psychische en fysiologische factoren die nodig is voor een ongecompliceerde borstvoedingservaring.
Daarnaast is zij bewust bekwaam in de theorie die zij de cliënt adviseert tijdens haar werkzaamheden en kan zij ook een cliënt begeleiding geven in het op gang komen van de melkproductie, het in stand houden van de melkproductie en het in de praktijk toepassen van de handeling, bijvoorbeeld het leren aanleggen van de baby bij de cliënt.
Daarbij is zij in staat om de cliënt te adviseren wanneer een baby meer zorg behoeft, te denken valt aan een prematuur geboren baby met de noodzaak tot bijvoeding. De verpleegkundige kan inschatten op basis van haar kennis wanneer de baby over kan tot het volledig drinken aan de borst en kan hierbij de verschijnselen van stille ondervoeding herkennen en voorkomen.
De scholing bestaat uit de volgende onderstaande onderdelen: Op alle onderdelen leert de zorgverlener de theorie en kan zij op basis van haar opgedane kennis de theorie vertalen naar de praktijk en de cliënt in de hele borstvoedingsperiode ondersteunen en begeleiden.
- Anatomie/fysiologie;
- Functie van de borst;
- Hormonen;
- Melkproductie;
- Stress en borstvoeding;
- Voedingssignalen;
- Bijvoeden;
- Alternatieve voedingsmethoden;
- Prematuur geboren baby’s;
- Borstvoeding na een sectiio;
- Kolven van moedermelk (in stand houden van de productie)