Kennis:
het kennen van de basisbegrippen van de cognitieve gedragstherapie; het kennen van de verschillende motiveringstechnieken, cognitieve technieken, operante behandelprincipes, zelfcontrole procedures en procedures van geleidelijke exposure als basistechnieken van de cognitieve gedragstherapie.
Vaardigheden:
De vaardigheid bezitten om gedragstherapeutische instrumenten en technieken te gebruiken als het maken van een functie- en betekenisanalyse, het registreren en meten van gedrag, het motiveren van en onderhandelen met patiënten, het opzetten en uitvoeren van stappenplannen, het uitdagen van gedachten en het onderhandelen over gedragsexperimenten, evenals het toepassen daarvan in gedragstherapeutische groepsonderdelen; toepassing van protocollen in de ambulante GGZ bij tien veel voorkomende stoornissen , met name de paniekstoornis en agorafobie, sociale angststoornis, dwang, hypochondrie, onverklaarde lichamelijke klachten, post traumatische stressstoornis, depressie, ongewenste gewoonten, alcoholproblematiek en (kort) ADHD bij volwassenen, de vaardigheid bezitten om bovenvermelde technieken althans op basaal niveau aan patiënten te presenteren en ze toe te passen. De nadruk zal liggen op het leren omgaan met mogelijkheden en moeilijkheden die zich in de interactie met de patiënt voordoen.
Attitude:
In staat zijn tot een respectvolle bejegening van de patiënt: diens probleem als zodanig erkennen, hem aan het denken zetten over de mogelijke aanpak ervan , hem aldus weten te motiveren voor verandering en het in goede samenwerking meedenkend aanbieden van mogelijke interventies die verandering kunnen bewerkstelligen. Een visie hebben op de positie van de gedragstherapeutisch medewerker in het werkveld in relatie tot de gedragstherapeut en overige behandelaars. Aan het slot van de cursus vindt een systematische bezinning plaats op de kansen voor generalisatie van het geleerde in ieders eigen individuele dagelijkse praktijk.
Inhoud:
Nadat de cursisten een inleiding in de leertheorie hebben doorlopen worden in de eerste helft van de cursus basisvaardigheden geoefend als het maken van functie- en betekenisanalyses van probleemgedrag, het in kaart brengen en registreren en meten daarvan, gedachtetraining, onderhandelen en doelen stellen met de patiënt om een gedragsexperiment op te zetten, uitvoeren van exposure (interoceptief en in vivo), opstellen van een stappenplan, taakconcentratie en responspreventie. In de tweede helft komen specifieke vaardigheden aan bod zoals imaginaire exposure, cognitieve therapie en operante bekrachtiging bij specifieke stoornissen, zelfcontrole, motiverend interview en socratische dialoog, rekening houden met persoonlijkheidsproblematiek, opstellen behandelplan met afwegingen over keuze van als eerste te bewerken probleem en kwestie van parallel of sequentieel behandelen, psycho-educatie, CGW-werk in groepsformat en (digitale) innovaties. Bovenstaande vaardigheden worden besproken en geoefend aan de hand van (protocollen voor) een tiental typen As-I-problematiek. Er is gelegenheid om te oefenen in het hanteren van verschillende interactievormen bij persoonlijkheidsproblematiek. Er wordt gewerkt met eigen in te brengen casuïstiek (van cursist zelf of van patiënt) in subgroepen onder begeleiding van de docenten nadat de diverse vormen van aanpak en/of technieken door hen of via DVD-opnamen zijn gedemonstreerd.