De werkbegeleider is in staat om aan studenten in het eigen vakgebied, uitgaande van de beroepscompetenties, een deskundige en op de ontwikkelbehoefte van de student afgestemde begeleiding en beoordeling te geven.

Deelvaardigheden
1. De werkbegeleider kan benoemen wat competentiegericht leren inhoudt en kan de student in de praktijksituatie begeleiden bij het competentiegericht leren;
2. De werkbegeleider kan omschrijven wat een krachtige leeromgeving is, kan de eigen werkomgeving beoordelen, verbeterpunten omschrijven en uitvoeren;
3. De werkbegeleider kan op een adequate wijze het begeleidingsproces opstarten rekening houdend met introductie, afspraken en verantwoordelijkheden, begeleidingsstijlen, leerproces, leerwensen en leermogelijkheden;
4. De werkbegeleider is in staat de verschillende rollen te benoemen en kan deze adequaat en op maat inzetten in de begeleiding van de student;
5. De werkbegeleider kan gespreksvaardigheden beschrijven behorende bij de verschillende rollen en kan deze toepassen in de praktijk;
6. De werkbegeleider is in staat de student te ondersteunen in het proces van zelfsturing, is in staat verantwoordelijkheid te vragen en te geven aan de student voor het eigen leerproces;
7. De werkbegeleider is zich bewust van welke aspecten een rol kunnen spelen in de relatie tussen student en werkbegeleider en kan deze aspecten op adequate wijze vormgeven;
8. De werkbegeleider kan uitleggen wat reflecteren inhoudt en kan op adequate wijze de student begeleiden bij het reflecteren op inhoud, proces en zelfsturing;
9. De werkbegeleider is in staat op basis van het te doorlopen leerproces van de student conclusies te trekken over de leerresultaten en de ontwikkeling van de student;
10. De werkbegeleider kan de valkuilen van beoordelen benoemen en kan zijn/haar sterke en zwakke kanten met betrekking tot beoordelen beschrijven en hanteren in de praktijk.