Beschrijving
Regelmatig bewegen heeft een gunstig effect op de algemene gezondheidstoestand. Lichaamsbeweging verlaagt de kans op hart- en vaatziekten, osteoporose, Diabetes Mellitus (type 2), dikke darmkanker, angst en depressie. Lichamelijke activiteit heeft een directe en een indirecte invloed op de kans op hart- en vaatziekten, en kan een gunstig effect hebben op bloeddruk, lichaamsgewicht en het profiel van vetten in het bloed. Het is echter gebleken dat een te klein deel van de Nederlandse bevolking voldoende lichamelijk actief is. Bij mensen met een chronische aandoening is dit aantal nog groter. Hierbij komt dat zij grotere gezondheidsrisico's lopen.
De rol van de fysiotherapeut
In de komende tijd zal preventief bewegen een belangrijke rol gaan spelen in de gezondheidszorg. Op het terrein van de preventie zijn meerdere disciplines actief. Het is daarom belangrijk dat de fysiotherapeut zich goed positioneert. De kracht van de fysiotherapeut ligt vooral in het aanbieden van een programma gericht op het structureel veranderen van het beweeggedrag van mensen. De fysiotherapeut onderscheidt zich doordat hij/zij gespecialiseerd is in het begeleiden van mensen met een verminderde belastbaarheid van het bewegingsapparaat, van chronisch zieken en van ouderen.
Daarnaast is ook denkbaar dat de fysiotherapeut een coördinerende rol op zich neemt. In een intake kan de fysiotherapeut vaststellen welke mensen in aanmerking komen voor reguliere sport- en bewegingsactiviteiten, welke mensen aangepaste vormen van bewegen nodig hebben en voor welke mensen fysiotherapeutische begeleiding of therapie vereist is.
Beweegprogramma's voor mensen met chronische aandoeningen
In samenwerking met diverse onderzoeksinstituten en TNO Kwaliteit van leven heeft het KNGF een zestal beweegprogramma's ontwikkeld voor mensen met een chronische aandoening. Doelstelling van deze programma's is bewegingsstimulering. Het beweegprogramma richt zich naast bewegingsstimulering op het bevorderen van een actieve leefstijl. Kortom een programma dat zich positioneert als een lifestyle-interventie. Om het beweeggedrag van mensen te veranderen moet aansluiting worden gezocht bij de stadia die in gedrag van mensen kunnen worden onderscheiden. Ieder stadium kent zijn specifieke informatiebehoefte en deze staat los van test- of trainingsresultaten. Om goed op deze stadia in gedrag te kunnen aansluiten moet maatwerk in de informatievoorziening geleverd worden.
Opzet van het onderwijs
Deel 1 bestaat uit 5 dagdelen. In deel 1 komen de onderwerpen ziekte, gezondheid, gedrag en gedragsverandering aan de orde. Daarnaast worden de algemene aspecten van de intakeprocedure en de benodigde inspanningsfysiologie en trainingsleer gekoppeld aan de opzet en uitvoering van een beweegprogramma.
Per doelgroep wordt er een twee- of driedaagse vervolgmoduul georganiseerd waarin de consequenties van de ziekte/aandoening voor de intake en de trainbaarheid worden belicht. Daarnaast wordt op basis van casuïstiek, en daar waar mogelijk met echte patiënten, de opzet en praktische uitvoering van het beweegprogramma geoefend.
De volgende 6 modulen binnen deel 2 zijn reeds ontwikkeld:
COPD;
Diabetes Mellitus (type 2);
Coronaire hartaandoeningen;
Artrose;
Osteoporose;
Oncologie.
Na deel 1:
kan de cursist expliciet de doelstelling van een beweegprogramma en de rol van de fysiotherapeut hierin benoemen;
kan de cursist de persoonseigen factoren benoemen van mensen met chronische aandoeningen die belemmerend dan wel bevorderend zijn voor hun gezondheid in het algemeen en voor hun bewegend functioneren in het bijzonder, en kan hij inclusie- en exclusiecriteria op persoonsniveau benoemen voor participatie binnen de beweegprogramma's;
kan de cursist de uitgangspunten en werkwijzen van gedragsgerelateerde strategieën benoemen die de fysiotherapeut ter beschikking staan om het beweeggedrag van mensen met chronische aandoeningen positief te beïnvloeden en hun zelfredzaamheid te helpen vergroten (binnen de grenzen van het beroepsdomein fysiotherapie);
kent de cursist het theoretisch kader voor de communicatie met mensen met een chronische aandoening en is bekend met de volgende aspecten van communicatie: het tonen van empathie, respect, acceptatie en concreetheid, het kunnen confronteren en tonen van het vermogen tot onmiddellijkheid en echtheid, ter bevordering van het beweeggedrag van mensen met een chronische aandoening;
kan de cursist de onderdelen, uitgangspunten en achterliggende filosofie van de intake benoemen en een individueel trainingsprogramma opstellen en begeleiden voor matig belastbare deelnemers aan beweegprogramma's;
kent de cursist de inhoud en context van de binnen de beweegprogramma's gehanteerde vragenlijst met vragen over de Nederlandse Norm Gezond Bewegen en de PAR-Q en kan hij de voor- en nadelen benoemen van een dergelijke vragenlijst;
kent de cursist de doelstellingen van de intake en kan hij de voor- en nadelen benoemen van de volgende testonderdelen: de Åstrand-test, de 6 minuten wandeltest en het meten van de huidplooidikte;
kan de cursist de opzet van de beweegprogramma's en de relatie met de intake benoemen, de uitkomst van de intake interpreteren en koppelen aan de beschreven vaardigheden uit de moduul 'De gedragsgerelateerde benadering in het kader van beweegprogramma's voor mensen met chronische aandoeningen';
kan de cursist voor een individuele deelnemer de trainingsmethoden duurtraining, intervaltraining en krachttraining beschrijven en kan onderbouwde keuzes maken voor bewegingsvormen en oefenstof die gehanteerd kunnen worden bij beweegprogramma's voor mensen die matig belastbaar zijn;
kan de cursist de trainingsmethoden en bewegingsvormen en oefenstof in de praktijk toepassen.
Doel
Na deel 1 voldoet de cursist aan de bovengenoemde leerdoelen.