Inhoud:
De training is er op gericht om de deelnemers te leren suïcidaal gedrag te herkennen en dit, inclusief de bijbehorende wanhoop, direct met betrokkene te bespreken. Onder gedrag verstaan wij, in navolging van de Richtlijn, zowel gedachtes als handelingen die gericht zijn op suïcide. De volgende onderwerpen komen aan bod: persoonlijke ervaringen en visie, risicogroepen (inclusief cijfers van het CBS), hoe word je suïcidaal, gesprekstechnieken, veiligheid, verwijzen en (achtergrond-)informatie.
Tijdens een voorstelronde wordt stil gestaan bij de persoonlijke ervaringen (werk/prive) die de deelnemers hebben met betrekking tot het onderwerp. Middels een powerpoint-presentatie wordt informatie verstrekt. Door middel van verschillende rollenspellen in tweetallen worden de deelnemers getraind in gespreksvoering. Twee trainers zijn aanwezig om informatie over te brengen en het hele proces te begeleiden.
Je bewust zijn van je eigen ervaringen met en visie op suïcide is van belang in het contact met de cliënt; het kan het gesprek beïnvloeden. Het (her-)kennen van risicofactoren bij patiënten zorgt voor alertheid in het contact. Om inzicht te krijgen in de wanhoop is kennis van de ontstaanswijze van groot belang. Het inzetten van de juiste gesprekstechnieken vergroot de kans op een goede “werkrelatie”. Verdere diagnostiek en behandeling (beiden vallend buiten het bestek van deze training) zijn dan goed mogelijk.
Leerdoelen:
Na deze training zijn de deelnemers in staat om:
in hun eigen werkomgeving met cliënten op een directieve wijze in gesprek te gaan over suïcidaliteit. Hiernaar vragen behoort vanaf nu tot het standaardrepertoire
Suïcidaal gedrag/suïcidale gedachtes te signaleren, herkennen en verder uit te vragen
op een directieve manier vragen te stellen, blijkend uit de rollenspellen
minimaal 4 punten te benoemen die van belang kunnen zijn in de communicatie met suïcidale patiënten
aan te geven wat hun persoonlijke mening is over suïcide en wat dat concreet zou kunnen betekenen in het gesprek met een patiënt
de belangrijkste risicogroepen te benoemen
een aantal vooroordelen te benoemen die betrekking hebben op suïcidaliteit en suïcidale patiënten
te vertellen wat zij moeilijk vinden in het gesprek
minimaal 4 waarschuwingssignalen te benoemen
minimaal 4 factoren te benoemen die suïcidaliteit in de hand kunnen werken
minimaal 4 beschermingsfactoren te benoemen
verwijsmogelijkheden en veiligheidsaspecten te benoemen