Basic Life Support is basale reanimatie. Voor het correct en verantwoord uitvoeren van reanimatie bestaan richtlijnen van de Nederlandse Reanimatie Raad (NRR). Status:1. Elke medewerker, die directe zorg verleend aan een patient, is verplicht deze module 1 x per jaar met een voldoende af te ronden. 2. Deze module afronden vooraf aan de praktijktraining (herhaling) reanimatie. DoelHet toepassen van kennis en vaardigheden over basale reanimatie volgens de nieuwste richtlijnen van de Nederlandse Reanimatie Raad.InhoudIn de training Basic Life Support wordt uitgegaan van een algemeen toepasbare situatie. Het theoriegedeelte bestaat uit de onderdelen Inleiding, Uitvoering en Nazorg. Er wordt aandacht besteed aan de oorzaken en symptomen van ademhaling- en circulatiestilstand en het verliezen van het bewustzijn. Ook komen de regels aan bod voor controle, stabiele zijligging, alarm slaan, hartmassage, beademing en het vrijmaken van de luchtwegen. Deze regels zijn gebaseerd op de nieuwste richtlijnen van de Nederlandse Reanimatieraad, waarin het gebruik van een automatische externe defibrillator (AED) is opgenomen. Deze training heeft vooral een praktische insteek, gericht op het beheersen van basale reanimatie. Het oefengedeelte bestaat uit een diagnostische toets, waarmee je de opgedane kennis kan toetsen. Mocht deze niet voldoende zijn, dan kan je kiezen voor een herhalingstoets.Accreditatie kwaliteitsregister V&V: 1 punt theorie en 1 punt toets
Doelstelling praktijk:Algemene doelstellingen
A. De arts is in staat de huidige BLS en AED technieken volgens de nieuwe richtlijnen te demonstreren.B. De arts is in staat een samenwerkingsrelatie aan te gaan met verpleegkundigen en de arts assistenten van het reanimatieteam, waarin blijk gegeven wordt van leidinggevende- en/of leiding ontvangende kwaliteiten.
Medisch, technische doelstellingen:
1. De arts voert bewustzijns, circulatie - en ademhalingscontroles uit.2. De arts herkent, een ademhalingsstilstand/circulatiestilstand en treft de juiste maatregelen.3. De arts voert borstcompressies uit.4. De arts voert mond – op mondbeademing dan wel handbeademing uit met behulp van een beademingsballon.5. De arts brengt een indien nodig intraveneuze toegangsweg aan.6. De arts kent de alarmprocedure binnen en buiten het ziekenhuis.7. De arts kent de samenstelling en taak/functie leden reanimatieteam.8. De arts kent de werking van de AED en kan dit in de praktijk toepassen.
vereniniging van medische specialisten ZGV