Introductie:
Pre-eclampsie is een zwangerschaps-gerelateerd syndroom met als kernsymptomen hypertensie en proteïnurie, die ontstaan na de 20ste zwangerschapsweek. Ongeveer 3% van de zwangerschappen wordt gecompliceerd door pre-eclampsie. Belangrijke maternale complicaties van pre-eclampsie zijn het HELPP (hemolyis, elevated liver enzymes, low platelets) syndroom, eclampsie en CVA’s. Belangrijke foetale/neonatale complicaties zijn vruchtdood, groeivertraging en prematuriteit met alle complicaties van dien. Onderzoek heeft laten zien dat overmatige productie van oplosbare VEGF type 1-receptor (sFlt-1) door de placenta een essentiële rol speelt in pathofysiologie van pre-eclampsie. In de maternale circulatie inactiveert sFlt-1 de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF) en placentaire endotheliale groeifactor (PlGF). De verminderde beschikbaarheid van deze groeifactoren veroorzaakt gegeneraliseerde endotheeldisfunctie bij de moeder en daarmee het klinisch beeld van preeclampsie. In vergelijking met gezonde zwangerschappen zijn bij preeclampsie de maternale serumspiegels van sFlt-1 verhoogd en van PlFG verlaagd. Op grond van deze veranderingen is onderzoek verricht in hoeverre bepaling van sFlt-1 en de PlGF en berekening van de ratio van deze twee factoren gebruikt zou kunnen worden om de ernst van pre-eclampsie en de kans op maternale en foetale/neonatale complicaties te voorspellen. Bij zwangeren met verdenking op pre-eclampsie op grond van de klassieke verschijnselen, aangevuld met routine laboratoriumbepalingen maar een lage ratio kan de diagnose pre-eclampsie worden uitgesloten. Omgekeerd is de diagnose pre-eclampsie bij een hoge ratio bijna 100% zeker en is er een verhoogde kans op maternale en foetale/neonatale complicaties. Alhoewel in omliggende landen serumbepalingen van de sFlt-1 en PlGF al worden toegepast in de obstetrische praktijk is dat nog niet zo in Nederland. Het voornemen is om gerandomiseerd onderzoek te starten om vast te stellen of regelmatige bepaling van deze factoren bij zwangeren met klinische verdenking op pre-eclampsie veilig en kosteneffectief is. Zo is nu nog de gewoonte om zwangeren met verdenking op pre-eclampsie uit veiligheidsoverwegingen op te nemen om het klinisch beeld beter in te schatten. Het lijkt niet onvoorstelbaar dat zwangeren met verdenking op pre-eclampsie maar met een lage ratio ook prima veilig poliklinisch vervolgd kunnen worden, maar uiteraard is hiervoor verder onderzoek vereist.
Leerdoelen:
Kennis nemen van nieuwe inzichten in de pathofysiologie van pre-eclampsie en de centrale rol van de oplosbare VEGF type 1-receptor (sFlt-1), geproduceerd door de placenta, hierin.
Kennis nemen van de korte- en lange termijn complicaties van pre-eclampsie
Potentieel klinische toepassingen van serumbepalingen van sFlt-1 en de placentaire groeifactor (PlGF)
Erasmus MC