Door het volgen van deze bijscholing ontwikkelen verpleegkundigen zich op het gebied van vakinhoudelijk handelen, professionaliteit en kwaliteit in relatie tot injecteren. Het betreft een generieke scholing. Door de toename van de kennis en vaardigheden is de verpleegkundige in staat kwalitatief goede zorgverlening te leveren en dit te motiveren naar de zorgvrager. Specifiek in de thuiszorg is het van belang dat de zorgverleners zich ook richten op het zelfmanagement van de zorgvrager en diens naasten. Tevens kan ze haar rol beter vervullen in de samenwerking met zorgvragers, (huis)artsen en apothekers.

Het algemene doel van deze scholing is het verwerven van specifieke kennis en vaardigheden in relatie tot het injecteren.

De verpleegkundigen  en verzorgenden IG zijn in staat om te benoemen:

• de vigerende richtlijnen omtrent het toedienen van injecties:
• de bevoegdheden die de verpleegkundige of verzorgende heeft bij voorbehouden handelingen wetgeving (Wet BIG, bevoegdheid en bekwaamheid);
• welke verantwoordelijkheden de verpleegkundige of verzorgende-IG heeft bij het injecteren (handelswijze, werkwijze Vilans protocol);
• welke voorschriften gevolgd dienen te worden om veilig te kunnen werken bij het injecteren;
• welke factoren van belang zijn bij het veilig toedienen van medicatie;
• veiligheid in relatie tot Cytostatica en persoonlijke beschermingsmaatregelen;
• veiligheid in relatie veiligheidsnaalden en prikaccidenten (procedure THFL);
• welke factoren van belang zijn bij het voorkomen van prikaccidenten en morsen van bloed en infuusvloeistof; begrippen zoals; ‘recappen’, veilige naalden, omgaan met cytostatica moeten hierbij tenminste benoemd worden;
• hoe je moet handelen bij een prikaccident (procedure THFL);
• welke materialen nodig zijn bij het injecteren;
• welke veilige naalden gebruikt kunnen worden;

De verpleegkundigen en verzorgenden IG zijn in staat om:

• te beschrijven welke  injectietechnieken (intramusculair, subcutaan en subcutaan vleugelnaald) er zijn;
• te benoemen wat de anatomie is van de huid, in het bijzonder de intramusculaire, subcutane en intracutane huidlaag;
• te berekenen wat de juiste hoeveelheid medicatie is die je moet toedienen aan de zorgvrager (mg/ml);
• te benoemen welke werkwijze gevolgd dient te worden bij het intramusculair en subcutaan injecteren;
• tenminste 4 injectietechnieken te benoemen;
• te benoemen welke factoren het injecteren kunnen belemmeren of juist vergemakkelijken;
• te benoemen welke complicaties kunnen optreden bij het toedienen van een injectie en hoe je deze complicaties kunnen voorkomen
• te benoemen wat de VTGM regel is bij het toedienen/ gereedmaken van injecties
• bloedsuiker bepaling uit te voeren en de 2-4-6 regel bij Hypo – en Hyperglycemische ontregeling te benoemen;
• te beschrijven hoe je bloedsuiker bepaalt en insuline toedient volgens protocol (Vilans)
• in een skillslab situatie aan te tonen dat zij de handeling injecteren volgens  protocol uit kunnen voeren.

Verpleegkundigen kunnen aangeven op welke wijze de zorgvrager geïnstrueerd kan worden in het zichzelf toedienen van injecties.