Aan het eind van de bijeenkomst:

• heeft de cursist bewustzijn ontwikkeld over eigen voorkeur van leren en begeleiden (dmv het maken en bespreken van de voorbereidende testen);
• kan de cursist het doel van een planningsgesprek benoemen en in een oefensituatie een dergelijk gesprek voeren;
• heeft de cursist in kleine groepen concrete praktijksituaties besproken engeoefend aan de hand van casuistiek;
• kan de cursist in eigen woorden aangeven welke begeleidende interventies een leerproces stimuleren en hoe zij deze als WB inzetten;
• kan de cursist de verschillende rollen van betrokkenen bij het begeleidingsproces benoemen en specifiek hoe dit binnen het Diakonessenhuis is georganiseerd;
• cursist kan benoemen wat de kenmerken zijn van /de verschillen zijn tussen begeleiden en beoordelen;
• cursist kan aan de hand van de kernkwaliteiten de kwaliteit, valkuil en uitdaging als werkbegeleider benoemen.

Deze bijscholing draagt bij aan de ontwikkeling van competenties van (aankomende) werkbegeleiders.

• De cursist stemt haar begeleidingsstijl af op de leerstijl van de stagiaire.

• De cursist past gesprekvaardigheden toe in de verschillende opleidingsgesprekken, geeft professioneel feedback en kent basisprincipes van reflectie.

• De cursist kan gebruik maken van begeleidingsinstrumenten zoals de gesprekcyclus en kent taken/rollen van de bij de opleiding betrokken functionarissen.

• De cursist herkent haar eigen kernkwaliteiten en zet deze in tijdens de begeleiding.