Incontinentie, prolaps- en plasklachten zitten nog immer in de taboesfeer. Uit onderzoek blijkt dat slechts een deel van de patiënten hulp zoekt. De eerste behandeling vindt over het algemeen plaats in de eerste lijn. Indien dit geen soelaas biedt wordt de patiënt veelal doorverwezen naar de tweede lijn. Na doorverwijzing vindt behandeling van de patiënt tegenwoordig vaak plaats in een multidisciplinair team. In veel ziekenhuizen zijn hiervoor specialistische spreekuren ingericht waar urologen, gynaecologen, bekkenfysiotherapeuten en soms ook de MDL-arts, chirurg, seksuoloog of psycholoog zitting hebben. Dit alles komt de kwaliteit van de behandeling zeker ten goede.
Het scala aan klachten is groot en de manier van aanpak divers. Zo kijkt de uroloog met een andere bril naar prolaps problemen dan de gynaecoloog. Wat is de invloed van de prolaps op de klachten van een overactieve blaas? Wanneer moet er wel geopereerd worden en wanneer is juist een conservatieve aanpak beter. Wat is de rol van bekkenfysiotherapie rond een eventuele operatie? Moet bij een primaire prolapsoperatie wel of juist geen bandje omwille van stress incontinentie worden geplaatst en wat is de kans op aanhoudende klachten post-operatief? En wat is de rol van het urodynamisch onderzoek? Is er nog wel een plaats voor dit onderzoek?
Verschil van inzicht zal blijven bestaan als het gaat om de vraag hoe een patiënt het beste te behandelen. Discussie hierover is voor alle betrokkenen leerzaam en geeft derhalve ook een hogere kwaliteit van zorg. Al met al is er ruim voldoende gespreksstof om met de behandelaars uit het veld te weten de urologen, gynaecologen, en continentieverpleegkundig specialisten een avond te vullen.
Medisch congresbureau