Achtergrond

Binnen de wet BIG wordt gesproken over een niet-zelfstandig bevoegde en een zelfstandig bevoegde. De zelfstandig bevoegde is binnen de wet: de arts, tandarts en verloskundige. In het kader van het experimenteer artikel (art. 36a) vallen de verpleegkundig specialist en de physician assistant hier nu ook onder[1]. Deze mogen op basis van een door hen gestelde diagnose een behandeling inzetten.

De niet-zelfstandig bevoegde, bijvoorbeeld de verpleegkundige en verzorgende, mogen, op basis van een opdracht gegeven door een zelfstandig bevoegde, wel een aantal handelingen uitvoeren. De niet-zelfstandig bevoegde is bij het aanvaarden en uitvoeren van de handelingen verantwoordelijk voor het op de juiste wijze uitvoeren en kan hierop aangesproken worden.

Daarnaast wordt geconstateerd dat ook andere professionals (bijvoorbeeld doktersassistenten en laboranten) handelingen in opdracht van een zelfstandig bevoegde uitvoeren. Voor deze professionals is deze wet (de wet BIG) ook van kracht. Alleen zijn zij niet BIG geregistreerd en dus niet aansprakelijk via het tuchtrecht. In het kader van de wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg is het bestuur van het ziekenhuis gehouden aan het verlenen verantwoorde zorg.

De organisatie heeft het beleidsvoornemen het ontwikkelen van een centraal kader om niet-zelfstandig bevoegde medewerkers middels intercollegiale toetsing aantoonbaar bekwaam te laten zijn in het uitvoeren van voorbehouden handelingen. Om dit te realiseren gaan (meerdere) medewerkers van de organisatie als “toetser” fungeren en de eigen collega’s toetsen.

Doelstellingen

Eindresultaat

Deelnemers aan de module “Toetser – Trainer” hebben inzicht in de eigen communicatie- en beoordelingsvaardigheden en weten deze vaardigheden op de juiste wijze in te zetten tijden

(Sub)doelstellingen

Binnen de module staan de volgende onderdelen centraal:

1. Communicatietechnieken / gespreksvaardigheden;
2. Coachen en feedback;
3. Beoordelen en conflicthantering;
4. Professionaliteit.

Aan het eind van de module:

De deelnemer;

• legt uit wat de betekenis is van de wet BIG en de wet KKGZ in relatie tot het aantoonbaar bekwaam zijn ten aanzien van voorbehouden handelingen;
• legt uit wat het doel, de werkwijze en de procedure van intercollegiale toetsing is (inclusief toepassing toets matrix);
• benoemt de (eigen) persoonlijke sterke en zwakke punten;
• kan op basis van een gegeven voorbeeld de communicatie zowel vanuit de mono-optiek als de interpersoonlijke relatie verklaren;
• past feedback geven en ontvangen toe tijdens voorbeeld casuïstiek;
• kan uitleg geven hoe een conflict zich ontwikkelt en op welke wijze hiermee om gegaan kan worden;
• past in een trainingssituatie aangereikte gesprekstechnieken toe en beargumenteert bevindingen naar aanleiding van de uitgevoerde simulatieprocedure;