De scholing is ontwikkeld om competenties aan te leren voor klinisch redeneren bij een obstetrische zorgvrager.
Klinisch redeneren gaat aan de hand van de vitale functies: respiratie, circulatie, neurologisch systeem, milieu interne, temperatuurregulatie, psychisch, sociaal en spiritueel systeem. De vitale functies worden systematisch geobserveerd en daarna op basis van de observaties conclusies getrokken over de fysiek en mentale toestand van de zorgvrager. Aan de hand van de conclusies worden er verpleegkundige diagnoses en de gewenste resultaten geformuleerd. Als laatste volgen de interventies die moeten leiden tot het behalen van de doelen. Deze interventies worden gerangschikt naar prioriteit.

Tijdens het klinisch redeneren wordt de methodiek van de Early Warning Score Obstetrie (EWSO) aangeleerd/gebruikt en de SBARR-methode (Situatie, Background, Analyse, Respons en Repeat).
Dit is een methode om de communicatie tussen hulpverleners te optimaliseren.

Het is belangrijk om te realiseren dat de vitale functies van een obstetrische zorgvrager anders zijn dan bij een niet obsterische zorgvrager.

Tijdens de scholingsdag wordt er geoefend met klinisch redeneren aan de hand van 3 casuïstieken (een casus van een zwangere, een barende en een kraamvrouw). De dag start met de uitleg van klinisch redeneren en het toepassen van de EWSO en de SBARR. Daarna wordt stap voor stap de methodiek van klinisch redeneren toegepast op de casuïstiek.

Doelstelling

De verpleegkundige past het klinisch redeneren model toe bij casuïstiek van een obstetrische zorgvrager (zwangere, barende en kraamvrouw) met aandacht voor de obstetrische vitale functies.