Hoofddoel
Na het bestuderen van deze onderwijsmodule en de OLVG brede protocollen met betrekking tot
injecteren kan de verpleegkundige benoemen hoe subcutaan, intracutaan en intramusculair
geïnjecteerd dient te worden.
Subdoelen
· De verpleegkundige kan benoemen wat in de wet Beroepen in de Individuele
Gezondheidszorg (BIG) staat over risicovolle- en voorbehouden handelingen met betrekking
tot de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verpleegkundige.
· De verpleegkundige kan benoemen wat een subcutane, intracutane en intramusculaire injectie
is en kan de juiste wijze van toedienen uitleggen.
· De verpleegkundige kan de voorkeursplaatsen benoemen voor een subcutane, intracutane en
intramusculaire injectie en beredeneren waarom.
· De verpleegkundige kan benoemen wat de contra-indicaties zijn voor het geven van een
subcutane, intracutane en intramusculaire injectie.
· De verpleegkundige kan benoemen wat de complicaties kunnen zijn bij het geven van een
subcutane, intracutane en intramusculaire injectie.
· De verpleegkundige kan uitleggen waarom welke techniek gebruikt wordt voor het subcutaan,
intracutaan en intramusculair injecteren.
· De verpleegkundige kan benoemen welke materialen nodig zijn voor het subcutaan,
intracutaan en intramusculair injecteren.
· De verpleegkundige kan uitleggen waaruit de voorbereiding, de handeling en nazorg bij
subcutaan, intracutaan en intramusculair injecteren bestaat.